Fossielen conserveren

Fossielen conserveren

Wie zelf eens een fossiel gevonden heeft, weet hoe dat voelt: euforisch! Wat een geluk: een kies, bot of afdruk is duizenden, misschien miljoenen jaren bewaard gebleven en ligt nu voor je voeten. De natuur heeft er goed voor gezorgd. Maar nu is het in jouw bezit gekomen. Hoe verzorg jij het?

In dit artikel beschrijf ik hoe je fossielen kunt conserveren die uit zee komen. Misschien heb je op het strand van Maasvlakte II iets gevonden, of is je vondst uit zee opgevist. Het is erg belangrijk dat de vondst goed behandeld wordt. Gebeurt dit niet, dan is de kans groot dat het fossiel uit elkaar valt.

Waarom conserveren?

Fossielen die je aan het strand van de Noordzee kunt vinden, zijn afkomstig van het verdronken landschap Doggerland (zie ook het artikel Doggerland – fossielen zoeken op het strand). Je kunt er resten vinden van dieren en mensen die tijdens de ijstijden op het opgedroogde land tussen Nederland en Engeland leefden. Waar wezens leven, sterven ze ook. Op sommige plekken in het verdronken land liggen grote hoeveelheden botten en andere resten van leven. Omdat het gebied na de ijstijden onder water is komen te staan en bedekt is geraakt met zand en klei, is het botmateriaal erg goed bewaard gebleven. Duizenden jaren in het zeewater gelegen zijn de fossielen doordrenkt met zout. Zolang de fossielen in het water blijven is dat niet erg. Maar eenmaal opgedroogd trekken zoutkristallen in het fossiel vocht aan uit de lucht, waardoor de kristallen uitzetten. Het fossiel gaat daardoor scheuren en barsten en valt geleidelijk uit elkaar. Dit kan direct na het drogen gebeuren, maar ook pas jaren later. Het is daarom van belang om de fossielen te ontzilten.

Een stuk fossiel bot uit de Noordzee, aangespoeld op het strand van Maasvlakte II.

Ontzilten

Ontzilten betekent ontzouten. Met dit proces zorg je ervoor dat al het zout uit het fossiel verwijderd wordt.  Het is een kwestie van spoelen met zoet water, waardoor je het zout er uittrekt. Dit moet grondig gebeuren zodat er geen zoutkristallen achterblijven. De fossielen moeten  tijdens het ontzilten volledig ondergedompeld in zoet water blijven liggen. Ververs het water elke week, minimaal zes weken lang. Voor grote en/of compacte fossielen zoals mammoetkiezen is het beter om dit proces te verlengen tot een paar maanden. Mensen die een wc-stortbak bezitten die van boven open kan, hebben tevens een andere optie. Leg het fossiel in de stortbak, eventueel in een netje. Elke keer dat het water uit de stortbak wegspoelt, wordt er opgelost zout uit het fossiel meegenomen. Je hebt er ook nog eens geen omkijken naar.

Leg het fossiel na het ontzilten op een donkere, liefst ietwat vochtige plek om langzaam te drogen. Leg het niet in de zon of op de verwarming. Gaat het drogen te snel, dan kunnen er scheuren ontstaan.

Tip: mocht je niet direct toekomen aan het ontzilten, leg het fossiel wél alvast in een bak met water. Het verversen komt dan later wel. Zo kun je het rustig voor langere tijd bewaren.

Ontzilte fossiele botten uit de Noordzee, klaar voor de volgende stap: impregneren.

Impregneren

Voor het impregneren van fossielen kun je verschillende oplossingen gebruiken. Eigenlijk gebruik je lijm of hars die zo diep mogelijk in het fossiel doordringt, zodat alles goed aan elkaar vast zit en het fossiel lang -hopelijk voor altijd- heel blijft. Je verzegelt hiermee als het ware de structuur van het object. Het is daardoor ook minder kwetsbaar voor schommelingen in de omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid. Het impregneren van fossielen dient echter zo gedaan te worden dat het proces omkeerbaar is. Dat wil zeggen dat de oplossing die je gebruikt, ook weer verwijdert kan worden zonder het fossiel te beschadigen. Soms is het nodig om het fossiel weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Denk hierbij aan wetenschappelijk onderzoek, of als er betere conserveringstechnieken beschikbaar komen in de toekomst. Vermeldt daarom altijd met welke oplossing je het fossiel behandeld hebt, zodat die kennis ook in de toekomst beschikbaar blijft.

Een badje met botten in verdunde houtlijm. Halverwege wissel ik de boel om, zodat uiteindelijk elk fossiel ten minste eenmaal volledig ondergedompeld is geweest.

Veel oplossingen zijn schadelijk voor de gezondheid en het milieu, die wil je liever niet gebruiken. Daarnaast kunnen sommige soorten lak of lijm op den duur verkleuren, afbrokkelen of het fossiel aantasten. Een goedkoop en veilig middel is verdunde witte houtlijm. Gebruik hiervoor een D3 houtlijm. Maak de oplossing zo dun als water of melk, zodat het mengsel goed in het fossiel kan doordringen (verhouding 1 : 20 tot 1 : 30). Dompel het fossiel helemaal onder en wacht tot de luchtbelletjes verdwijnen. Dit kan een paar minuten tot een paar uur duren, afhankelijk van de grootte van het object. Laat het daarna goed drogen op een koele en donkere plek. De vloeistof die je over hebt kun je luchtdicht bewaren en later opnieuw gebruiken. Eenmaal droog is de lijmoplossing in principe doorzichtig, maar het komt soms voor dat de lijm een witte waas achterlaat. Het fossiel wordt hierdoor wat dof. Dit is dan ook een nadeel van dit middel.

Je kunt houtlijm ook gebruiken om het fossiel een laklaag te geven, in plaats van het onder te dompelen. In dat geval kun je beter een dikker mengsel maken, met een verhouding van 1 : 5 tot 1: 10.

Dit fragment van een mammoetstoottand is gevonden op het strand van Maasvlakte II. Na ontzilten is het gelakt met paraloid B72. Zelfs na behandeling kan het gebeuren dat fossiel materiaal uit elkaar valt, zeker als het om mammoetivoor gaat. Blijf daarom regelmatig controleren. Het fragment krijgt nu een volledige onderdompeling in de vloeistof in plaats van slechts een oppervlakkige laklaag. Hopelijk blijft het daardoor langer heel.

Een andere veel gebruikte oplossing is paraloid B72 met aceton. Het is een heel sterke acrylhars, droogt altijd doorzichtig op en de behandeling is volledig omkeerbaar. Het nadeel is dat paraloid en met name aceton een stuk duurder is dan houtlijm, zeker als je grote hoeveelheden nodig hebt. Voor een flinke mammoetkies heb je al snel 5 liter vloeistof nodig.

Een kenmerk van paraloid is dat het een glanzende laag op het fossiel legt. Veel mensen vinden dit mooi, omdat het de kleuren van het fossiel beter uit laat komen. Het kan natuurlijk zijn dat je liever een fossiel hebt zonder glans, bijvoorbeeld omdat het er natuurlijker uitziet. Als dat zo is kun je het beter bij houtlijm houden.

Veiligheid

Als je met chemische middelen werkt is het belangrijk om handschoenen en een veiligheidsbril te dragen. Gebruik aceton alleen in een goed geventileerde ruimte, of liever nog buiten. Plastic lost op als het met aceton in aanraking komt, gebruik daarom latex handschoenen.

Mammoetkies conserveren – een praktijkvoorbeeld

De mammoetkies in dit voorbeeld is opgevist uit de Noordzee en kwam via een omweg bij de huidige eigenaar terecht. Daar lag het fossiel al een tijdje in een vitrine en met de jaren zag het er steeds slechter uit. Toen het uiteindelijk in twee stukken gebroken was, werd mij gevraagd het te conserveren.

Helaas was niet te achterhalen of de kies ooit ontzilt of behandeld is. Omdat de kies erg broos was heb ik ervoor gekozen het eerst heel voorzichtig te ontdoen van stof, en het daarna direct onder te dompelen in een oplossing van paraloid B72 met aceton. Het leek me dat vanwege de fragiele toestand van de kies, het door eerst te ontzilten nog verder uit elkaar zou vallen. Het weken in water en weer laten drogen kan namelijk voor extra scheuren zorgen als het fossiel al kwetsbaar is.

Het stofvrij maken kan prima met een zachte tandenborstel of kwastje. Zo kun je goed in alle hoekjes en ribbels van de lamellen komen. In het geval van ‘verse’ fossielen die net uit zee komen, zal er zand en/of schelpgruis te verwijderen zijn.

Het stofvrij maken van de mammoetkies. De kies is in slechte staat: gebroken in twee delen, maar ook kleine deeltjes laten los, en het geheel rammelt en beweegt aan alle kanten. Overigens krijgt de handeling ‘tanden poetsen’ zo opeens een andere benadering.

Paraloid B72 kun je kopen in losse korrels die je oplost in aceton. Voor het impregneren maak je een oplossing van 5 tot 15 procent. Dit is een dun mengsel, waardoor het goed in het fossiel door kan dringen. De oplossing maak je in een bak van glas, metaal of speciaal plastic (let op: normaal plastic lost op in aceton). Omdat aceton snel verdampt, is het belangrijk dat de bak goed afgesloten kan worden. Voor kleine hoeveelheden kun je bijvoorbeeld een glazen (jam)potje met deksel gebruiken. De paraloidkorrels moeten volledig opgelost zijn voordat het mengsel klaar is voor gebruik. Laat het daarom een nacht rusten. Onderin zal zich een dikkere laag vormen, met voorzichtig draaien kun je het mengen (schudden veroorzaakt luchtbellen, die zichtbaar kunnen blijven op het fossiel na het impregneren).

Het mengsel dat na gebruik overblijft kun je prima bewaren. Het kan zijn dat de aceton in de loop der tijd toch wat verdampt en het mengsel daardoor steeds dikker wordt. Dit is niet erg, je kunt vóór gebruik wat aceton toevoegen om het vloeibaar te maken. 

Het onderdompelen van de kies. Ik heb een soeppan van 10 liter gebruikt om de vloeistof in te doen. Tussendoor snel de deksel op de pan, aceton vervliegt waar je bij staat. Na gebruik bewaar ik het mengsel in de jerrycan waar de aceton in geleverd is.

Beide delen van de mammoetkies heb ik na elkaar volledig ondergedompeld in de vloeistof. Hierdoor kan alle lucht uit het fossiel materiaal verdwijnen en worden de holtes opgevuld met hars. Je zult zien dat er luchtbelletjes naar boven komen. Wanneer dat ophoudt is het volledig verzadigd.

Het nadeel van het onderdompelen is dat je erg veel vloeistof nodig hebt. Je kunt het ook met een kwast opstrijken, daar heb je veel minder vloeistof voor nodig. Het nadeel is dat de hars dan niet ver doordringt in het fossiel en dat het van binnen dus niet gelijmd is. Een andere optie wordt vaak toegepast bij heel grote fossielen. Hiervoor heb je een legbak nodig waar je het fossiel inlegt. Giet de vloeistof er vervolgens met een knijpfles overheen, totdat het bot zo goed mogelijk verzadigd is.

Na het impregneren heb ik de kies laten drogen op een (tegen aceton bestendige) uitlekplaat, zodat de overvloedige vloeistof weg kan stromen en de kies niet aan de ondergrond vastgelijmd wordt. Na het drogen heb ik met een kwast de ergste scheuren nog eens aangestipt.

Met een kwastje geef ik de grootste scheuren nog een extra laag.   

Om de twee delen van de kies weer aan elkaar te lijmen heb ik voor houtlijm gekozen. Je kunt ook prima een dikkere oplossing van paraloid B72 gebruiken, hou hiervoor een verhouding aan van 50%. Zoals gezegd vervliegt aceton snel, wat betekent dat je weinig tijd hebt om werken. Omdat de twee helften van de kies niet meer precies op elkaar pasten (het raakvlak was deels verpulverd), moest er veel ruimte worden opgevuld. Het was een precisiewerkje waar ik rustig de tijd voor wilde nemen. Onverdunde houtlijm was daarom in dit geval een geschiktere keuze. Ook heeft houtlijm een wat dikkere consistentie waardoor het geschikt is om ruimtes op te vullen. Pas overigens op met dikke lagen houtlijm dat het niet te snel opdroogt. Als de buitenste laag opdroogt terwijl het binnenste nog nat is, wordt het luchtdicht afgesloten. Er is dan kans dat de lijm in het midden wit blijft en niet doorzichtig wordt.

De twee helften worden aan elkaar gelijmd. Er moest veel ruimte worden opgevuld omdat de vlakken van beide stukken door beschadiging niet meer geheel aansloten.

Na behandeling is de kies weer een stevig geheel. Toch kan het zijn dat er veranderingen optreden in de toekomst. Blijf daarom behandelde fossielen elk jaar controleren. Het kan zijn dat er na een aantal jaar opnieuw behandeling nodig is.

Het resultaat!

Veel succes met het conserveren van je eigen fossielen!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.