Replica’s in het museum: een eikenboom

In de expositie van het Hunebedcentrum staat een aantal prachtige diorama’s. Binnen één diorama staat een betonnen steunpilaar die nogal uit de toon viel. Om het geheel de juiste sfeer te geven werd besloten deze pilaar om te toveren tot een boom. Maar hoe doe je dat?

De boom moest aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo mocht de pilaar – de boom in wording – zelf niet beschadigd raken, waardoor er veel opties qua montage afvielen. Ook moest de boom van bestendig materiaal worden gemaakt, zodat hij lang mooi zou blijven.

Gekozen werd voor een eik. Het diorama waar de boom in wording zou komen te staan, stelt een landschap met bewoning voor ten tijde van de Hunebedbouwers. Zij verkozen specifieke plekken in het landschap om te wonen: hoog en droog, en dicht in de buurt van een waterbron. De Hondsrug was dan ook een logische keuze. De ondergrond van de Hondsrug bestaat uit keileem, een mengsel van zand, klei en leem waarin grind en keien vermengd zitten. Deze laag kan meerdere meters dik zijn en laat slecht regenwater door. Daarom zijn niet alle planten geschikt om er op te groeien. Een eik doet het juist prima op deze ondergrond en past daarom goed in het diorama.

Een eik dus. Om de bast realistisch na te maken was het nodig om een afdruk van een echte eikenstam te maken. Het bleek lastig om aan een geschikte stam te komen. Ik wilde geen levende boom gebruiken omdat de afdruk – gemaakt van siliconen- kleine restjes in de bast achter zou kunnen laten. Bovendien was het mengsel dat ik zou gaan gebruiken vloeibaar, en dan werkt de zwaartekracht tegen. Een gekapte of omgevallen boom zou daarom veel geschikter zijn. De stam moest onbeschadigd en recht zijn, zo min mogelijk zijtakken of knoesten hebben, de juiste diameter hebben én de bast mocht niet te makkelijk loslaten. Deze voorwaarden bleken lastig. Eikenhout is overal te vinden, maar dat is vaak al ontschorst of gekloofd. Tevens blijkt het verrassend vaak om Amerikaanse eik te gaan, wat uiteraard voor ons gebied geen inheemse soort is. Lang verhaal kort: tijdens een boswandeling lag er zomaar een groot stuk schors op het pad, en het bleek aan alle voorwaarden te voldoen.

Het maken van de mal

Nu kon eindelijk de eerste stap gezet worden. De mal is gemaakt van een siliconenmengsel. Als je het aanbrengt is het vloeibaar, waardoor het de kleinste hoekjes en gaatjes in kan vloeien. Hierdoor krijg je een zeer gedetailleerde afdruk, het negatief.

Het maken van de mal: het siliconenmengsel wordt op het stuk schors gegoten.

Na het drogen, wat een paar dagen duurt, is de mal een flexibele mat die je van de bast af kunt trekken. Een spannend moment: is het gelukt? Is het bruikbaar? Het is duur spul, dus dat wil je niet verspillen. Gelukkig is het helemaal goed gegaan en kon de mal gebruikt worden.

Na het drogen kun je de siliconenlaag van het origineel afhalen.

Nu was er nog een steunmal nodig, welke van houten latten is gemaakt. Omdat de mal zo flexibel is kan het niet zelf in de juiste houding blijven staan. Om te zorgen dat de afgietsels goed om de pilaar in het museum zouden passen, was het belangrijk dat de mal precies in de juiste vorm lag. Daarna was het tijd om een eerste afdruk te maken.

De afgietsels

In totaal zijn er 16 afgietsels gemaakt. De afgietsels zijn gemaakt van kunsthars. Dit is vloeibaar als je het mengt en hardt na een tijdje volledig uit. Aan vloeibare kunsthars kun je allerlei ‘ingrediënten’ toevoegen om het mengsel te beïnvloeden. Zo kun je het harder of zachter maken, de structuur veranderen en kleur toevoegen. Om het juiste mengsel te krijgen was het zaak om vooral veel te experimenteren met de verhoudingen. Uiteindelijk is het gelukt om de juiste eigenschappen en kleur te krijgen die ik voor ogen had.

De mal heeft de test doorstaan. De eerste afdruk lijkt net echt.

Elk afgietsel, of paneel, bestaat uit drie lagen. De eerste laag (dit is de buitenste laag van de boom) is extra hard en bestendig, zodat het niet snel beschadigt. Om ervoor te zorgen dat de panelen handzaam bleven en niet al te zwaar werden, is de tweede en middelste laag luchtig gehouden door middel van toegevoegde glasparels. Deze parels zijn heel licht van gewicht en geven veel vulling. De derde laag heeft als toevoeging een laag glasvezel, om extra stevigheid te geven en alle lagen aan elkaar te binden. Een enkel paneel weegt door deze methode zo’n 5 kilo.

Een test met het eerste paneel: sluit de vorm goed aan op de pilaar?

Het plaatsen

Alle panelen zijn als een soort bouwpakket om de pilaar in elkaar gezet. Gewapend met 80 kilo aan panelen en kisten vol gereedschap werd er begonnen met het plaatsen. Omdat de pilaar niet beschadigd mocht raken is deze eerst volledig omwikkeld met plastic. Dit betekent dat de panelen niet bevestigd werden aan de pilaar, maar enkel aan elkaar. De kieren tussen de panelen zijn gevuld met hetzelfde materiaal, kunsthars. Dit hecht zo sterk aan elkaar dat de panelen geen andere steun nodig hebben. In principe zou je deze koker van panelen dus ook zonder pilaar neer kunnen zetten.

Het plaatsen van de eerste panelen. De pilaar is omwikkeld met plastic.

De kieren tussen de panelen zijn zoals genoemd gevuld met kunsthars. Om ervoor te zorgen dat het patroon van de bast op elk paneel doorloopt, was het nodig om er details in te kerven. Het specifieke mengsel dat tijdens het opbouwen werd gebruikt om de kieren te dichten, droogde binnen 20 minuten. In het begin is het een soort natte pasta, maar elke minuut wordt het wat harder. Het is de kunst om de details aan te brengen op precies het juiste moment. Als het mengsel te zacht is zakken de details uit. Als het mengsel te hard is, kun je er helemaal niets meer mee. Dit betekende in de praktijk voornamelijk veel wachten, en op het juiste moment heel snel werken. Zo werden de panelen langzaam één geheel.

Het aanbrengen van de details in de kieren De kunsthars voelt aan als een heel nat mengsel van aarde en zand. Eenmaal opgedroogd blijft het nog een week op je handen zitten.

De details

Om de boom tot leven te wekken zijn er diverse details aan toegevoegd. Een boom in de natuur is onderdeel van een ecosysteem, waarin het ook leven geeft aan andere organismen. Zo zie je vaak mossen op bomen zitten. Als je goed kijkt zijn er een heleboel verschillende soorten mossen en korstmossen te onderscheiden. Op de museumboom zijn zowel mossen (echte) als korstmossen (geschilderd) aangebracht. Mos is als het ware een miniatuurplantje, terwijl een korstmos een symbiose is tussen een alg en een schimmel. Korstmossen zijn zeer gevoelig voor luchtverontreiniging. In de prehistorie was de lucht vele malen schoner dan nu, en kwamen er meer soorten korstmossen in uitbundiger mate voor. Nu zien we dat een aantal soorten sterk achteruit gaat. Gele korstmossen zoals groot dooiermos en poedergeelmos doen het tegenwoordig juist heel goed, omdat zij gedijen op stikstof in de lucht. Voor de boom in het museum is daarom gekozen voor (grijs)groene korstmossen.

Mossen en korstmossen zijn aangebracht.

Naast mossen en korstmossen zijn er ook sporen toegevoegd van een echte boombewoner: de specht. Bovenin de boom zijn twee nestholen zichtbaar. Het boren van de gaten kostte nogal wat moeite vanwege de hardheid van het materiaal. Daarna zijn de gaten ingesmeerd met een dun laagje kunsthars en zwart geverfd.

Er komen zes soorten spechten voor in Nederland, waarvan de meest algemene de grote bonte specht is. Ze maken hun nestholen in bomen en hebben een voorkeur voor loofbomen.  Ze houden van zachte houtsoorten zoals berk, maar ander (harder) hout dat is aangetast door schimmel of rot is ook geschikt.

Twee spechtenholen in de boom.

Nu de details er op zitten is dit grote project tot een eind gekomen. Het was een leuke en experimentele zoektocht waarin ik veel plezier heb gehad. Veel dank aan Sebastiaan Pelsmaeker voor zijn hulp gedurende het hele proces.

Nikky Kruithof

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.